Ik wil en wilde geen kinderen en ik heb ze ook niet. Dat levert al jaren ongemakkelijke gesprekken op. Want in mijn omgeving is een kinderwens de norm. Lukt het niet, dan hebben mensen met je te doen. Wil je het niet, dan is er iets met je aan de hand. Dan volgt er een ongemakkelijke stilte of krijg je zogenaamd grappige opmerkingen ‘dat die eierstokken nog wel gaan rammelen’. Geen kinderen willen, is nog steeds een taboe.
Toen ik eind 20 was, vroegen mijn net bevallen vriendinnen mij ‘of het al begon te kriebelen’. Als ik een baby op schoot had, riepen ze in koor dat ik ‘zo’n goede moeder zou zijn’. Alsof ik een hekel zou hebben aan kinderen! Ik kan juist enorm genieten van vrolijke baby’s, maar dat betekent nog niet dat ik ze zelf wil. Was ik met een groepje jonge moeders samen, dan verontschuldigden ze zich voor de verhalen over hun kroost. Maar ik luisterde er met plezier naar en vond het fijn om te horen waar zij blij van worden.
Tegen mijn 40ste veranderde de toon. Toen kwamen geregeld opmerkingen als ‘laatste kans’ of ‘zou je niet tóch’ op tafel. Ik haatte dat, maar eerlijk gezegd maakte het me ook onzeker. Want: wat áls ik spijt zou krijgen? Ik heb er goed over nagedacht en vond de angst voor mogelijke spijt een slechte en egoïstische reden.
Nu ben ik midden 50. Twee vriendinnen hebben inmiddels een kleinkind en het hele circus begint opnieuw. ‘Ik zou zo’n leuke oma zijn geweest’. ‘Ik zou er zoveel lol in hebben gehad’. ‘Ze zouden het me zo gegund hebben’. Ik merk dat ik er soms verdrietig van word. Ze kunnen mijn keuze kennelijk nóg niet respecteren. Dat zit me hoog.
Tijdens een vriendinnenweekend flapte ik eruit dat ik me door hun opmerkingen niet gezien en gehoord voel. Een vriendin viel stil en maakte de volgende dag haar excuses. Een andere vroeg hoe ze het voortaan anders zou kunnen doen. Mijn antwoord is: stel open vragen. Vraag bijvoorbeeld ‘Hoe is het nu voor jou?’ of ‘Wat vind je nu van jouw keuze?’. Dan bied je een opening voor een gelijkwaardig gesprek. Respecteer elkaars keuze en dring je eigen overtuigingen niet op.”