We krijgen thuis onze groenten iedere week in een pakket van een biologische boer. Ik eet weinig tot geen vlees. Ik bak ook nog eens zelf brood. Reuzegezond zou je zeggen. Maar schijn bedriegt: ik heb een dijk van een suikerverslaving.
Ik doe bij ons thuis meestal boodschappen. Vlak voor ik naar de supermarkt ga word ik streng toegesproken door mijn partner. “Géén snoep, géén koek, géén chips!” Gebiedt hij. “Ik probeer af te vallen!” Ik kijk hem meelijwekkend aan. Hij kijkt met een alwetende blik terug. Eigenlijk zegt hij: jij probeert ook af te vallen, dat weet je best!
In de supermarkt hou ik het nog best lang vol. Ik loop met opgeheven hoofd langs de appelflappen. Ik knijp hoogstens ietsje harder in de stang van mijn wagentje. Nu bekijk ik de taartjes met veel aandacht, ze hebben tegenwoordig ook cheesecake zie ik. Knarsetandend loop ik verder. In de volgende gang leg ik de koekjes die op onverklaarbare wijze in mijn hand zijn verschenen weer terug in het schap en richt mij op de ongevaarlijke kruidenthee aan de overkant. “Goed bezig”, zeg ik tegen mezelf.
In de ‘snaaigang’ met chips, nootjes en snoep, krijg ik het moeilijk. Vorige week hebben we flink zitten snoepen met zijn tweeën. Dat kan ik hem moeilijk nog een keer aandoen, vind ik. Maar die dropjes die we vorige week hadden waren wel zo ontzettend orgastisch lekker. Het water loopt me in de mond.
Vier soorten drop in één zak, die taai zijn zodat je je spanning lekker weg kan kauwen. Ik snoep meestal meer als ik gespannen of verdrietig ben, weet ik van mezelf. Mijn oog zoekt het juiste merk, mijn hand pakt de zak vast. Ik bedenk me dat ik de zak thuis zou kunnen verstoppen. Dan weet hij er niks van. Bovendien vind ik dat ik echt iets lekkers verdiend heb deze week. Zo geef ik mezelf toestemming voor mijn ruggengraatloze gedrag. Ik ben verloren en leg met gemengde gevoelens de zak drop van 500 gram in mijn wagentje.
Eenmaal thuisgekomen, ben ik opgelucht als mijn partner boven blijkt te zijn. Ik graai snel de zak drop onder uit de tas. Want die leg ik natuurlijk niet bovenop, stel dat hij komt helpen met opruimen. Ik stop de zak in een lade in de huiskamer, met haakspulletjes van mij. Hij kijkt eigenlijk nooit in die la. Zo, ik heb het gered!
’s Avonds hoeft hij zijn hielen maar te lichten of ik spring als een bezetene naar de ‘geheime’ lade. Ik pak een handje drop en stop die in de zak van mijn vest. Zo eet ik gedurende het weekend de hele zak leeg. De zak durf ik vervolgens niet bij het plastic te gooien, stel dat hij het ziet? De week erna herhaalt dit hele ritueel zich, maar nu ga ik speciaal naar de supermarkt voor de bewuste drop. Er liggen nu dus twee lege dropzakken tussen de bolletjes wol. Hij heeft nog steeds niks in de gaten. Ik besluit om dit niet meer te doen. Hoe meer zoet ik eet, hoe meer behoefte ik aan zoet krijg.
Ik spring als een bezetene naar mijn geheime lade.
Op woensdag krijg ik het warm: mijn vriend is op zoek naar batterijen en trekt de ‘geheime’ la open. Maar zijn oog zoekt batterijen, hij ziet de zakjes niet liggen en doet de la weer dicht.
Op vrijdag komt hij lachend uit zijn werk. “Ja”, zegt hij: “Ik vind ons zo goed bezig afgelopen twee weken, dat ik iets lekkers voor ons heb meegenomen.” Uit zijn tas haalt hij een zak drop. Je weet wel, van die lekkere taaie met vier verschillende soorten in een zak.