Daar zat ik dan, op de camping met mijn nieuwe vlam en zijn kinderen. De kinderen waren 3,5 en 1 jaar oud. We leken van buiten gezin een keurig gezinnetje. Vader, moeder en 2 kinderen. De kinderen hebben gewoon een moeder, dus ik ben de Stief. Je weet wel zo’n type die extra haar best doet, omdat ze niet voor de echte moeder wil onderdoen. Maar van opvoeden had ik geen kaas gegeten. Ik wist dus niet wat ik moest doen toen de oudste steeds over poep aan het praten was. Het liefst tijdens het eten.
Ik bedacht dat ik het liever niet wilde verbieden. Zo humorloos vind ik dat. Vandaar dat ik, subtiel als ik ben, besloot er een schepje bovenop te doen. “Wie wil er een boterham met poep?” vroeg ik op luide toon, terwijl ik naar de pindakaas greep. De keurige buurvrouw van de caravan naast ons, verslikte zich. Als hij poep wilde, kon hij poep krijgen. Sterker nog: ik zou hem verzuipen in de poep, zodat hij er niet meer over zou beginnen. “De poep is vandaag erg smeuïg, het lijkt wel diarree”, voegde ik eraan toe. “Zal ik je een extra dikke laag geven?”, vroeg ik de oudste.
Hij vond het werkelijk fantastisch. Slap van het lachen hing hij in zijn campingstoeltje. Uhm, dat was niet helemaal mijn bedoeling. Misschien was het gewoon een kwestie van volhouden, bedacht ik. “Ze verkopen ook poep met stukjes, zullen we die de volgende keer nemen?” informeerde ik.
’s Middags kwam hij voor mij staan om een zelfgemaakt liedje te zingen: “Grasje, grasje, grasje, dikke drollen draaien in het kastje!”, kwaakte hij giechelend. Ik moest erkennen dat mijn tactiek niet had gewerkt. Opeens schoot mij te binnen dat we volgend weekend naar mijn über-nette schoonmoeder moesten. Shit!
De positie van Stief kan knap lastig zijn. Je positie is dusdanig, dat de best haalbare plaats tweederangs is. De echte vader en moeder hóren ook belangrijker te zijn. Desondanks probeer je toch van alles te doen voor ’t kleine spul. Eigenlijk ben je best wel een beetje trots op je onzelfzuchtigheid.
Maar je vrienden en familie vragen je bezorgd of je wel zo ver moet gaan. Ik weet ook niet wanneer je tè ver gaat met je goede bedoelingen. Er wordt je ook steeds onnadenkend vertelt dat het tòch nooit hetzelfde is. Met andere woorden: je zult nooit aan het een echte moeder of vader kunnen tippen. Moeder- of vaderliefde is blijkbaar voorbehouden aan de echte moeder of vader.
Daar sta je dan. Bij dokter en kapper. Op ouderavond en schoolplein. Met warme melk en pleisters. Hoe meet je de liefde voor een kind? “Mag ik jou mama noemen?”, vroeg de oudste eens aan mij. Misschien is het belangrijker om naar de liefde van een kind te kijken, in plaats van je liefde voor een kind.