Kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP) en/of een verslaving (KOV) kampen vaak met gevoelens van schaamte, angst en loyaliteit richting hun ouders. Nederland kent jaarlijks ruim 400.000 ouders met (ernstige) psychische problemen en/of een verslaving. Hoe is het om als kind onzeker te zijn over wat je thuis aantreft als je uit school komt? We praten erover met Yvonne Wagenaar, behandelaar en trainer Kind & Jeugd bij GGzE.
Continu alert op signalen
Een kind pikt de signalen van een ouder haarfijn op. Zelfs als ouders hun best doen om ze te verbergen. “Kinderen weten uit het app-gedrag van ouders bijvoorbeeld al veel op te maken. Als mama veel appt is ze in paniek. Of juist als ik niks van haar hoor gaat het niet goed. En als ze uit school komen, kijken ze eerst of de gordijnen open zijn of niet. Allemaal signalen die ze oppikken om in te schatten hoe het gaat met papa of mama.”
Papa heeft vast een goede dag, want er staat beneden muziek aan.
Die enorme alertheid nemen kinderen mee de wereld in. Het is geen knop die ze uitzetten zodra ze van huis weggaan. “Kinderen van ouders met psychische problemen zijn buiten de deur echt niet onbezorgd. In de buitenwereld moeten ze hun best doen om de thuissituatie te verbergen en te doen alsof het goed gaat. Of ze pikken op school ook alles extra goed op. De emoties van de leraar, de stemming van de andere kinderen… Dit is enorm vermoeiend voor een kind.”
Het belang van leeftijd
De leeftijd van een kind speelt een grote rol. “In onze groepsbehandelingen zien we grote verschillen. Jonge kinderen hebben wel last van de thuissituatie, maar kunnen het niet altijd goed onder woorden brengen. Of ze denken dat het normaal is hoe het thuis gaat. Dat het in andere gezinnen ook zo loopt.”
Op een bepaald moment beseffen kinderen dat hun thuis ‘anders’ is. “Ze zien bij vriendjes dat er altijd samen aan tafel gegeten wordt. Of dat er over emoties gepraat mag worden.” Hier ontstaat ook een loyaliteitsprobleem. “Kinderen willen niet slecht praten over hun ouders. En ze willen vooral niet dat andere mensen iets slechts zeggen over hun ouders. Of dat hun ouder als gek gezien wordt. Dus spelen ze mooi weer, praten niet over de problemen thuis. En nemen vooral geen vrienden mee naar huis.”
Pubers
Bij pubers zien Yvonne en haar collega’s sterke emoties ontstaan. “In deze groep zien we vaak boosheid. Er ontstaan conflicten. Pubers willen voor zichzelf gaan kiezen en hun identiteit ontwikkelen. Met een kwetsbare ouder wordt dat lastig: je ouder heeft je nodig. Je voelt je als kind verantwoordelijk en wil helpen.” De boosheid ontstaat als die verschillende belangen botsen. “Jij wil je vrienden mee naar huis nemen, maar dat kan niet als je vader laveloos op de bank ligt.” Zo ontstaan er ruzies en raakt een gezin nog meer uit balans. Ook bij oudere pubers, van 18 of 19 jaar, is er boosheid en verdriet over het tekortschieten van de ouders. Ze beseffen dat hun jeugd niet is gegaan zoals ze het graag wilden en hebben daar last van. Dat gevoel kan tot ver in de volwassenheid blijven bestaan.
Blijf praten
Erover praten is vooral belangrijk, zowel met een kind als met de ouders. “Er hoeft niet meteen van alles opgelost te worden of te veranderen. Gewoon vertellen dat je moeite hebt met de opvoeding van je kind nu je zelf in de knoop zit, geeft al lucht.”